Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2190. De stonden hebben,Ga naar eind2190d.w.z. de maandstonden (16de eeuw), de maandvloed, de menstruatie hebben, de periode hebben, de zaken hebben, niet wèl of niet goed zijn; de regels hebben (zie Kmz. 159; Lvl. 308); de vuile week hebben (Köster Henke, 73); de week hebben (Boekenoogen, 1196), de roode vlag (Köster Henke, 57; Harreb. II, 387) of de vlag uithebben of uithangen (De Vries, 103; Boekenoogen, 1146); nicht, tante of grootmoeder over of te logeeren hebben; bieten gegeten hebben; de Prins is jarig (in Kmz. 159); Peet van Wieringen is te logeeren met een rood sloop aan; fri. de Ingelske flagge waeye litte; de oranjevlag laten waaien (Harreb.); de bloedvlag laten waaien (Winschooten, 336); het goed hebben (V. Dale); in Zuid-Nederland zij zit met haar klodden (te Aalst; De Cock2, 101); de bullen hebben of met die bullen zitten (Antw. Idiot. 1624), dat goed, die dingen, die vodden hebben (Antw. Idiot. 1724); haer rozelaer bloeit; het maandroosje bloeit (zie Volkskunde XXVI, 185); mnl. die bloemen; vgl. fr. les fl(u)eurs (rouges); ook les anglais, les voisins, les menses, les affaires; passer la mer rouge; casser la gueule à son porteur d'eau; faire rouge; avoir les régles; hd. das Monatliche haben; die Regeln, Menses haben; den roten König, die Blumen haben (vgl. 17de eeuw: die amaranthen); die Periode haben; ihre Zeit haben; die Katamenien, die Emmenien haben; eng. to have the flowers, (monthly) visitor, poorly time; the reds; the turns; to be unwell; enz. |
|