2175. Stentorstem,
d.i. een krachtige, boven alles uitklinkende stem; een stem als een klok; aldus genoemd naar Stentor, den heraut van het Grieksche leger voor Troje, wiens stem luider klonk dan die van vijftig andere mannen te zamen; zie Homerus, Ilias, 5, 785 en Otto, 331; Brederoo III, 381, 22: Waar ick versien met Stentors stem, ick souw gedurich met u (een afwezige geliefde) spreecken; fr. une voix de Stentor; hd. eine Stentorstimme; eng. a stentorian voice. Vgl. Adagia, 24: Een Stroot gelijck een Orgelpyp, Stentore clamosior.