Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 317]
| |
(Jes. XL, vs. 3; Matth. III, 3), wiens prediking evenwel niet te vergeefs was. Wij geven aan de woestijn de beteekenis van ‘een ijle ruimte, waarin geen levend wezen zich ophoudt en alwaar dus de stem weerklinkt maar zonder door iemand gehoord te worden’ (Zeeman, bl. 449Ga naar voetnoot1)). In Jes. XL, 3 lezen wij: ‘Daar klinkt het: baant in de woestijn den weg van Jahwe, effent in de wildernis een heirbaan voor onzen God. Bij het aanhalen van vs. 3 in het N.T. wordt Daar klinkt het (letterlijk Eene stem die roept of de stem van een roepende) ten onrechte verbonden met in de woestijn, dat in het Hebreeuwsch vóór baant staat, en wordt in de wildernis weggelaten, zoodat het optreden van Johannes den Dooper in de woestijn in Mattheus en Marcus de vervulling schijnt te zijn van deze profetie’. Zie de Leidsche Bijbelvertaling II, bl. 468. |
|