2164. Een rollende steen vergaart geen mos,
d.w.z. iemand, die niet lang op dezelfde plaats blijft of zich niet lang bij 't zelfde ambacht of vak houdt, kan geen vorderingen maken, komt niet vooruit; immers ‘blijven doet beklijven’. De zegswijze is in zeer vele talen bekend; ook in het mlat. assidue non saxa legunt volventia muscum; non petra muscatur, quae se mutando gravatur; raro lapis tegitur musco, qui sepius ambit (Werner, 51; 84; Erasmus, CCII); vgl. Campen, 34: Een steen die men heen en weder wentelt, bewasset selden; Gruter, I, 103: Een wentelende steen, wert niet moschachtig; Cats I, 502: Wees in 't verhuysen niet te los, een steen die rolt, en gaert geen mos; De Brune, 66; 95; 380; Bank. I, 58; Harreb. II, 104; III, 299: Een rollende steen gaart geen mos; enz. Voor andere talen zie Wander IV, 808 vlgg.