2130. Het spits bieden,
d.w.z. weerstand bieden; eig. de punt van de gevelde lans van een zwaard of een degen bieden; vgl. Vondel, Maeghden, vs. 263: 't Zwaerd en 't spits voor haer gevelt. Zie verder Hooft, Ged. I, 145: Geen man soud licht van vooren hem hebben 't spits geboôn. - Ook zonder lidwoord in de tegenwoordige bet. o.a. in Vondel's Maeghden, vs. 250: U werd noch spits gebôon? Daer werd noch zwaerd noch pijl getrocken noch geschoten. Hiernaast kende men ook iemand de tand bieden (Tuinman I, 292); de punt van 't lemmer, van den degen bieden (Paffenrode, 5; 6); het spits der hellebaerden bieden (Pers, 862 a); (de) punt bieden, dat o.a. voorkomt bij Hooft, Ged. I, 255 en 286:
Die met het spits rappier thans pooghden ujt te munten,
Nu bieden in papier elkanderen de punten.
Ook in het hd. zegt men einem die Spitze bieten, es mit ihm aufnehmen; de. at byde En Spidsen. In Zuid-Nederland onbekend.