Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2123. Den spijker (of den nagel) op den kop (of het hoofd) slaan (of tikken),d.w.z. de zaak juist treffen, juist zeggen waar het op aankomt, het juiste middel aangeven. In de 16de eeuw lezen we bij Campen, 122: ghy hebt den naegel lijck opt thoeft gheraeckt; bij Servilius, 11: ghi hebbet iuyst op zyn hooft gheraect; Sart. II, 1, 1: de spijcker op 't hooft slaen, scopum attingere; 5, 68: rem acu tetigisti, ghy hebt de nagel op 't hooft geslagen; Marnix, Byenc. 40 r: den spyker op 't hooft geslagen; Vondel, Rommelpot, str. 34: Marten, die het al gelooft, en de spijker raekt op 't hooft; Hooft, Brieven, 261; Ned. Hist. 123; Spaan, 168; Poirters, Mask. 166; Willem Leevend II, 229; V, 208; Haagsche reize, 190; Sewel, 745: Den spyker op 't hoofd slaan, to hit the nail on the head; to hit the mark; Adagia, 26: gy hebt den nagel op 't hooft geslaegen, rem acu tetigisti; enz. Zie Harrebomée I, 438 a; III, 265 b; 266 a; Afrik. hy slaat die spijker op die kop; Antw. Idiot. 1836: den nagel op den kop slagen, een doeltreffend antwoord geven; Joos, 105; Waasch Idiot. 364 en De Bo, 729 b. Vandaar ook op den kop (fri. op 'e kop ôf), in den zin van precies: een spijker moet net op den kop getroffen worden, wil hij ‘pakken’; Ndl. Wdb. XI, 246; Campen, 122: op den kop geraden; in het Overt. Praatje, 74: Sy raakt het effen op zijn kopje; Kluchtsp. 3, 230; zuidndl. op de kop, juist het getal, het bedrag (Teirl. II, 174; Antw. Idiot. 695); hd. den Nagel auf den Kopf treffen, vroeger ook den Keil auf den Kopf schlagenGa naar voetnoot1); nederd. den Nagel up 'n Kopp drêpen (Eckart, 380); eng. to hit the nail on the head. In het Friesch: hy slacht de spiker op 'e kop. |
|