Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2106. Met hetzelfde sop (of nat) overgoten zijn,d.w.z. dezelfde gebreken hebben als anderen; aan elkander gelijk zijn; eig. gezegd van gelijksoortige spijzen, die op dezelfde wijze bereid worden; mnl. met enen neetken sijn wi al begoten (BrugmanGa naar voetnoot1). Zie Campen, 87: sy sinnen altsaemen mit eener sop begoten; Sart. III, 5, 26: wy mogen malkander de hant wel gevenGa naar voetnoot2); wy zyn al met een sop overgoten, de his qui similibus vitiis aut malis obnoxii sunt; Anna Bijns, Refr. 143: Tsijn beye schorfte schapen uut Christus coye,
Der heyligher kercken, weerdich ghesloten.
Met enen sope synse overgoten.
Idinau, 217: Sy syn al met t'selfde sop over-goten,
Als zijnde van eenen aerdt ende nature.
Zie verder Poirters, Mask. 26; Middelb. Avant, 113; Tuinman I, 108; Adagia, 48: Met een sop overgoten syn, ejusdem farinae; Langendijk, Wederz. Huwel. Bedrog, 69; V. Janus, 3, 228; Ndl. Wdb. IX, 1580; XI, 1719; Nkr. IX, 20 Maart, p. 3: Met hetzelfde sop is heel de bent begoten; enz. Vgl. Harreb. II, 282 a; III, 335 a; Erasmus LXVI; Schuermans, 446 b; Waasch Idiot. 768; Welters, 116: ze zijn beide met een saus of brui overgoten; Rutten, 151 b: met hetzelfde nat overgoten zijn; Antw. Idiot. 1145 en Tuerlinckx, 575: met dezelfde soep euvergote zijn, aan dezelfde gebreken mank gaan. In het Friesch: hja binne allegearre mei 't selde sop oergetten. Syn. Koekjes zijn van hetzelfde deeg; vgl. lat. ejusdem farinae esse; zie no. 1212. |
|