2077. Iets op zijn slofjes afkunnen,
d.w.z. iets op zijn gemak afkunnen, eig. iets op zijn pantoffels, dus in huisgewaad afkunnen; syn. iets op zijn sokken doen (in Kokad. 56); zie Harreb. II, 275: Hij kan het wel op zijne sloffen af; Nkr. IX, 27 Febr. p. 6: Laat ze maar dokken die Britten, die Moffen, gaat het zoo door, je wordt rijk op je sloffen; Molema, 383; D.H.L. 40: Kalmjes-aan, op z'n slofjes, z'n geëerbiedigde koningin als kapitein te dienen; De Telegraaf, 2 Juni 1914, p. 5 k. 6 (ochtendbl.): Didier won op zijn slofjes den invitatie-wedstrijd voor Haagsche onafhankelijken. Vgl. het 17de-eeuwsche op zijn muiltjes gaan of loopen, een gemakkelijk leven hebben, op zijn gemak leven; het syn. iets op zijn pantoffeltjes afkunnen; fr. en pantoufles (zeldzaam), op zijn gemak, gemakkelijk; Handelsblad, 6 Nov. 1914, p. 2 k. 5 (ochtendbl.): Hij gedroeg zich als een die 't op zijn kamerpantoffeltjes af kan.