Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende 2038. Schuin(s)marcheerder, zwierbol, doordraaier, een raar heer; iemand die den rechten weg niet bewandelt, die schuine gangen, slinksche wegen gaat (op sexueel gebied). Zie P.K. 109 en Nkr. II, 6 Dec. p. 5. Vorige Volgende