Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend2031. Schrijven en wrijven,ook geschrijf en gewrijf, d.w.z. groote bedrijvigheid met de pen, schrijven en nog eens schrijven; laat-mnl. scriven ende wriven (Froissart I, 461). Onder het ‘wriven’ verstond men het drukke heen en weer schuiven met den arm over de schrijftafel, waarbij men oudtijds, om het slijten der mouwen te voorkomen, zoogenaamde wrijfmouwen aantrok (vgl. Brederoo, Moortje, vs. 499Ga naar voetnoot3). Thans wordt aan deze beteekenis van ‘wrijven’ niet meer gedacht, maar wel aan de wrijving van gedachten, waarbij veel brieven worden gewisseldGa naar voetnoot4). Vgl. Nav. XLI, 188: Gij meucht schrijven en wrijven, ick hebber niets mede te doen (anno 1670); Coster, 203, vs. 1581; C. Wildsch. III, 72: Wat is er al een water vuil gemaakt! wat is er al over geschreven en gewreven!; Harreb. I, 231: Daarover is al vrij wat geschrijf en gewrijf geweest; fri. skriuwe en wriuwe, allerlei schrijfwerk verrichten; Antw. Idiot. 1094: schrijven en wrijven, veel schrijven; Waasch Idiot. 586. |
|