Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1915. Hij zit in de rats,d.w.z. hij zit er in (zie Camera Obsc.: Gerrit Witse; Nw. School VIII, 36; 429; Ndl. Wdb. VI, 2231), hij zit in transes (D.H.L. 7Ga naar voetnoot1)), hij zit in verlegenheid, in de benauwdheid. Zie Opprel, 79; Amst. 97; Dievenp. 99; Nkr. III, 14 Febr. p. 4; Mgdh. 111; Kmz. 161; Jord. 135; Het Volk, 14 Febr. 1913, p. 8 k. 3; Breuls, 62; enz. Onder ‘rats’ verstaat, volgens Onze Volkstaal II, 120, de soldaat groente met aardappelen door elkaar gekookt (bv. wortelenratsGa naar voetnoot2)), ratjetoe (Onderm. 89; fr. ratatouille), waaronder in Noord-Holland verstaan wordt waterige soep, dunne spoeling (Bouman, 86). ‘In de rats zitten’, (van angst) in eene brijachtige massa (= stercus) zitten. Synonieme uitdrr. zijn in het Latijn in luto (d.w.z. slijk, drek) esse; in het Ndl. in de 16de eeuw in een bruwet (ragoût) zijn; vgl. verder in de piel, in de penaat, in de pekel (zie C. Wildsch. III, 329; M.z.A. 98; Nkr. V, 24 Juni p. 4), de piepzak (zie no. 1813), de boonen, de pik, de stront (fri. yn 'e stront), de schijt (De Bo, Joos en Rutten: in 't schijt zitten) naast met kak loopen (Teirl. 2, 101 a) en kak krijgen (Antw. Idiot. 610), in den of zijn stinkerd (Gunnink, 216; vgl. eng. funk, stank, verlegenheid), de pruimen (Nkr. IV, 6 Nov. p. 4; fri.: yn 'e prommen), de purée (in Handelsbl. 3 Nov. 1922 (O.), p. 5 k. 5; den draf (Hoeufft, 720), de dras (koffiedik), de soep, in 't roet (Molema, 352), de(n) broei (vleeschnat?; Ndl. Wdb. III, 1458), de bras (Ndl. Wdb. III, 1139), in de pluimen, in de puien (luiers; De Bo, 889 b; Loquela, 405), in de poepsche karn zitten, er slecht aan toe zitten (De Vries, 81), 17de eeuw in de luyeren (Hooft, Stijve Piet, 6 v) zitten; fri.: yn 'e brij, yn 'e brou sitte; bij Tuinman I, 156: Hy is in een derrigat geraakt; fr. être dans la pommade, dans le tabac; eng. to be in hot water, in a stew, in a sad pickle, in a mess, in the suds, in the soup (Amer.); hd. in die Tinte, in den Pfeffer geraten; in der Brühe, in der Schmiere sitzen; im Salz, im Dreck liegen; in der Patsche stecken; ndd. in den Rosen (stercus) sitten; in de Supp sitten. |
|