Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1913. Een rakje in den wind (of het zeil),d.w.z. tegenspoed, wanneer het niet vóór den wind gaat. Onder een rak(je) verstaat men ‘een end, of endje sees, of weegs, dat men nog te seilen heeft’ (Winschooten, 201); thans een gedeelte van een kanaal, afwijkende van de hoofdrichting, kromming in eene vaart of rivier (Molema, 340; Boekenoogen, 808; fri. rak, rek, een recht of nagenoeg rechtloopend gedeelte van een vaarwater). Een rakje in den wind (of het zeil) wil dus zeggen: een eindje in den wind op, met tegenwind. De uitdrukking dateert uit de 17de eeuw; zie Cats I, 458; Winschooten, 201: Daar is een rakje in de wind, daar is eenige haapering, en teegenspoed; Tuinman I, 143; Harreb. II, 209; Van Lennep, Ferd. Huyck: Wij hadden altijd voordewind en geen rakje in 't zeil gehad; Boekenoogen, 808: As er maar geen in-de-winds-rakkie komt, als er maar geen letsel komt. Syn. in de 18de eeuw: een rukje in den windGa naar voetnoot2). |
|