Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1886. Van den prins geen kwaad weten,Ga naar eind1886d.i. zich geen kwaad bewust zijn, geen kwaad vermoeden, argeloos zijn; syn. van den drommel geen kwaad weten (Harreb. I, 155 b of van God geen kwaad weten, dat in de 17de eeuw voorkomt bij Heinsius, Verm. Avant. I, 325; Poirters, Mask. 188 en thans nog in het Friesch bekend is, naast van Rodermont geen kwaad weten; vgl. Ndl. Wdb. V, 211; XIII, 657 en W. Dijkstra II, 362 a: hy wit fen 'e prins gjin kwea, hij is onnoozel in het geval; ook hy wit fen God gjin kwea. Vermoedelijk dagteekent de zegswijze uit den tijd, dat velen den Prins van Oranje hoog vereerden en geen kwaad van hem wilden hooren. Zoo kon van | |
[pagina 190]
| |
den prins geen kwaad zeggen de algemeene beteekenis aannemen van zich stil houden, niemand te na spreken, niets misdoen, en van den prins geen kwaad weten, doen alsof men geen kwaad kent, aan iets onschuldig zijn; argeloos zijn. Vgl. Pamfl. Muller, 662 (anno 1608), bl. 4 v: Wy hebben van den prins geen quaet geseyt noch daer en is niemant te na gesproken; Pers, 608 a: Rydende voorts totten Deken, Heer Adriaen van Zuylen, wierde hy (de Prins) met soodanige blijdschap onthaelt en verwellekomt, dat yder hem ten Hemel verheffende, niemant van de Prins hadde quaed geseyt; 669 b: Dan kost hy (broer Cornelis) wederom den smeerpot op de zyde hangen, als of hy van 't Prinsken geen quaet hadde geseyt; Middelb. Avant. 780: De oude Beul, die wegens zyne doofheid van de Prins geen kwaad wist. Tuinman I, 62 beweert dat de spreekwijze afkomstig is van Broêr Kornelis ‘die na 't uitbraaken van zyn dulle gal tegen den Prins van Oranje op den predikstoel, uit vreeze van toon veranderde en zeide: Ik ben bly, om dat ik van den Prins geen quaad gezegt heb; Harreb. I, 460 b; Ndl. Wdb. VIII, 652. |
|