Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1885. Hij heeft den prins gesproken,Ga naar eind1885d.w.z. hij is aangeschoten, dronken; zie Harrebomée I, 391: Hij heeft den prins (of den keizer) gezien (gesproken of ingehaald); Menschenw. 353; 406; hetzelfde als hij heeft 'em gesproken, de flesch aangesproken of hij heeft zijn broer gesproken; Drente: hi hef de baos espreuken, hij is dronken geweest (Bergsma, 29). In Zuid-Nederland gebruikt men hiervoor: hij heeft den keizer, den goeverneur, den veldwachter, Lippen gezien (Schuermans, 232 b; Bijv. 104 a; Teirl. II, 123; Antw. Idiot. 1804); te Antwerpen ook: hij heeft den reus gezien of gesproken (Schuerm. 536 a; Antw. Idiot. 1025) of: hij is deken (De Bo, 508 b; Antw. Idiot. 336); hij is keizer (Teirl. II, 123; Ndl. Wdb. VII, 2070); in Kl. Brab. hij is prins; elders hij is gouverneur of hij heeft den prins gezienGa naar voetnoot1); in het fri. hy het de prins spritsen. Waarschijnlijk, indien de uitdr. althans niet jong is, eene herinnering aan de gilden aan wier hoofd een prins, een koning of een keizer stondGa naar voetnoot2), zooals o.a. bij de rederijkers. Vooral in lateren tijd ontaardden de gildemaaltijden in zwelgpartijen, dronkemanspartijen, warrdoor gilde de bet. kon aannemen van doorbrenger, drinkebroer (Ndl. Wdb. IV, 2363) en eene spreekwijze ontstaan als rederijkers, kannekijkers. Op zulk een feest zag en sprak men den prins, den koningGa naar voetnoot3) of den keizer en zijn mede-kamerbroeders, of trad men op in de waardigheid van prins of deken. In navolging hiervan is de uitdrukking den goeverneur en den reusGa naar voetnoot4) gezien hebben ontstaan, hetgeen wil zeggen: naar de stad geweest zijn (van een boer gezegd), dat ook voor Noordnederlandsche buitenlui dikwijls hetzelfde gevolg kan hebbenGa naar voetnoot5). |
|