1850. Poesmooi
ook met het toevoegsel bellen an, of zoo mooi als poes, d.i. heel mooi, evenals een poes, die zich schoon gelikt heeft, ‘die altijd voor haar toilet zorgt’, hetzelfde als popmooi. In de 16de eeuw bij Sart. II, 9, 2: Hy isser soo moy mede als puys, niemandt sijns gelijck; vgl. Tuinman I, 256: hoe mooi is poes; Ten Doornk. Koolm. II, 776: hê is so môi as pûs; Boekenoogen, 770; Molema, 330 b; Harreb. I, 45 b; II, 190; fri. sa moai as poes.