1846. Poeha maken,
hetzelfde als boeha of boha (nd. behei) maken: drukte, rumoer, leven; altijd met het bijdenkbeeld eener tegenstelling met de nietigheid der zaak, die daartoe aanleiding geeft: onnoodig geschreeuw, geraas, spektakel. Het woord wordt in den vorm bohay in de 16de eeuw vermeld bij Plantijn, en wordt verder in den regel met eene b geschreven; eerst in de 18de eeuw komt de vorm met een p voor, die thans de gewone is. Men houdt dit woord voor eene ‘koppeling der beide tusschenwerpsels boe en ha, nabootsingen der geluiden, die vanzelf of opzettelijk worden uitgebracht, b.v. door dengene die een ander wil opjagen of verschrikken, of in 't algemeen bij een alarm, een getier’; zie Ndl. Wdb. III, 78-80; Ten Doornk. Koolm. II, 778 b: pust-ha of puha maken; Molema, 329 b; in Drente poehaan, windmaker, pochhans; vgl. no. 1818 en het fr. brouhaha.