Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1833. De plaat poetsen,d.w.z. deserteeren, er vandoor gaan, weggaan, 'm smeren, 'm poetsenGa naar voetnoot2). Ook in Zuid-Nederland is de uitdrukking de plaat (plate) poetsen naast de plaat schuren blijkens Loquela, 108; Antw. Idiot. 971; De Bo, 864 b; Schuermans, 484 b; 495 a; Claes, 186; Waasch Idiot. 522 (de dief is de plaat gepoetst) bekend, evenalsin sommige streken van Duitschland, waar gezegd wordt: die Platte putzen (Grimm VII, 1908; Dirksen II, 64); (die) Platte butzen (anno 1812; Kluge, Rotw. 304). Zie Harreb. II, 186; Schoolm. 30: Pak jij kameraad maar spoedig je biezen en poets me de plaat; bl. 159; 255; Landl. 108; Lvl. 44; M.z.A. 143; Prikk. II, 16: De radium-dief sloeg den weerloozen mannen den hoed over de oogen, toen poetste hij de plaat; De Tijd, 27 Maart 1914, p. 5 k. 1; Kippeveer II, 92; 133; enz. De eig. beteekenis is: de borstplaat of de kolfplaat gaan poetsen; dit als voorwendsel opgeven om zich te kunnen verwijderen en dan niet terugkeeren; vgl. hij is pompstokkenGa naar voetnoot3) snijden, hij is gedeserteerd; zie no. 1810 en vgl. Om zeep gaan. |
|