Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1824. Naar iemands pijp(en) dansen,d.w.z. alles doen wat een ander begeert; iemands wil in ieder opzicht volgen; eig. zóó dansen als een ander voorfluit (vgl. Goedthals, 101: Men moet danssen naer dat de speelman wilt; Vondel, Leeuwendalers, vs. 1320). De zegswijze wordt in de 16de eeuwGa naar voetnoot1) aangetroffen bij Servilius, 229*: tMoet al dansen nae syn pypen (vgl. Bebel, 417; Prov. Comm. 557: nader pipen salmen dansen); Campen, 118: Wy moeten nu nae synen pypen dansen; Coornhert, 552 r: Die heeft machts ghenoegh om ons nae sijne moort-pijpe te doen dansen; Sartorius IV, 53: tMoet al na syn pijp dansen; I, 6, 6: Ghy danst niet als ghy pijpt; Anna Bijns, Refr. 124: Die niet en willen dansen nae Luthers pijpen; Marnix, Byenc.: Maer alle Concilien moeten de H. Kercke onderworpen wesen.... ende altydt na hare pijpen dansen; elders: Of het Bier na de woorden, ende na de pijpe der Transsubstantiatie soo wel soude konnen dansen.... als de WijnGa naar voetnoot2); Van Vloten, Geschiedzangen I, 122: Na sulken pijpe en woudense niet dansen; Tijdschr. XXI, 108: Wy moeten al nae haer pypen springhen, haer sancksken singhen; Hooft, Brieven, 384: Naar hunne pijp doen dansen; Huygens VI, 33: 't Is wonder dat de Franssen ons oock al slaepende naer haere pyp doen danssen; bl. 20: Speellieden, die u selfs doen naer haer' pijpen danssen; Van Effen, Spect. I, 141: Moet ik naar hare pypen, of zy naar de myne danssen?; II, 142: 't Een of 't ander canailleus wyf dat 't geheele huisgezin naar haar pypen doet danssen; C. Wildsch. III, 20; Harreb. III, 15; Ndl. Wdb. III, 2288; Krat. 187; Nkr. V, 24 Juni p. 6; VI, 15 Juni p. 6; Nest. 105; Handelsblad, 18 Sept. 1913 (avondbl.), bl. 1 k. 3: Haar (de Democratie) volkswil kwam achter de deur bij den bezemstok en zij mocht dansen naar het pijpen der Parijsche Jacobijnen; S. en S. 42; Zoek. 63: Nou dansten ze naar de pijpen van de vrouwen: enz. Uit al deze voorbeelden blijkt overtuigend, dat men in ‘pijpen’ evengoed het meerv. van het znw. kan zien, als de onbepaalde wijs van het werkwoord; beide opvattingen golden vroeger, en ook thans is het niet uit te maken, welke van beide bedoeld wordt, ofschoon men vrij algemeen er den infinitief in gevoelt. Zie Ndl. Wdb. XII, 1698; 1741. Voor Zuid-Nederland zie Joos, 83; Antw. Idiot. 330: dansen gelijk er gefloten wordtGa naar voetnoot3); | |
[pagina 161]
| |
Waasch Idiot. 161 a: dansen gelijk iemand schuifelt; 518 b: naar iemands pijpen dansen; Teirl. 250: op iemand zijn schuifelke, zijn fluitse dansen; ook dansen gelijk iemand schuifelt, fluit; vgl. verder het hd. nach jemandes Pfeife, Geige tanzen; oostfri.: na andermans pîpen dansen; eng. to dance to (or after) a person's pipe, piping, whistle, tune(s); fr. aller aux flûtes de qqn; het Friesch: nei immens pipen dounsje. Zie verder Huydecoper, Proeve I, 370-375, die ook vermeldt Jan Zoet, 42: Ieder moest zijn deuntje zingen, ieder danssen naar zijn fluit. |
|