Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1797. Iemand de (of een) pen op den neus zetten,ook wel iemand de pé (d.i. peen, pen, praam, prank of prik) op den neus zetten, door het een of ander doortastend middel iemand dwingen tot spreken of handelen; ook: iemand op gevoelige wijze de waarheid zeggen; hem intoomen, hem beletten uit den band te springenGa naar voetnoot1); vgl. V. Janus, I, 155: Ik wil voor jeluy oogen verzinken, als wij zelfs geen oorzaak zijn, dat men ons deze peen op den neus gezet heeft. 't Is een bril, daar wij duidelijk door kijken kunnen, maar die ons den neus zoo drommels in een drukt, dat er ons de traanen van in de oogen komen; Het Volk, 17 Jan. 1914, p. 5 k. 3: Van stonde af begon Bet haar schoonmoeder te vertroetelen en den kinderen werd in de keuken de pen op den neus gezet; Nw. School, I, 24: Je zult last met ze (leerlingen) hebben - zet ze maar dadelijk de pen op den neus. Syn. zijn iemand de prang (= pranger) of de klem, den nijper op den neus zetten (De Cock1, 79; 338; Antw. Idiot. 1915); iemand een prange op de neus zetten, iemand verbieden iets te verklappen (N. Taalgids XI, 306); iemand een pen (of een prik) op den neus zetten (Harreb. II, 124 a); fri.: immen de kaem (pranger) op 'e noasters (neusgaten) sette; de kniper komt op 'e skinen, de nood komt aan den manGa naar voetnoot2); geld.: iemand en pin vör de nöze of op den start zetten, iemand beletten om zich al te vrij te bewegen (Gallée, 33 a); iemand een bril op den neus zetten, iemand breidelen, bedwingen (Tuinman I, 348); iemand de knip op de staart setten (Winschooten, 38); iemand de kniepe op den staart zetten (Gunnink, 51); iemand een karpeson, kappeson (fr. caparaçon, cavaçon) op den neus zetten (Oudemans III, 314; Tuinman I, 333; Ndl. Wdb. III, 1380; Nav. LXI, 181); nd. wen de klemm (of knipen und klemmen) upsetten, jemand in die Enge treiben (Reuter, 58 b); enz. Al de hier genoemde dwangmiddelen kunnen dienen om springende of onwillige paarden te bedwingen. Vgl. ook het fr. donner des morailles à qqn, le tenir serré; pincer le nez à qqn. |
|