Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1684. Zijn oogen verklaren,Ga naar eind1684eene uitdrukking die dialectisch nog voorkomt in den zin van zijn oog verlustigen, vooral bij het aanzien van eene geliefde; eig. zijn blik verhelderen, door naar iets te zien, dat voor het oog een genot is, de oogen doen schitteren. Sedert de middeleeuwen komt de uitdrukking voor; vgl. mnl. sine oghen verclaerenGa naar voetnoot2). Voor plaatsen uit latere eeuwen zie Ndl. Wdb. X, 2274 en voor onzen tijd Molema, 446: Zien oogen verkloaren, het genoegen hebben van een persoon te aanschouwen; vooral zegt men het, wanneer een jongeling in de gelegenheid is het meisje te zien, waarop hij een goed oog heeft; Draaijer, 45: Verklaort u oogen is, zegt men tegen een jongen, als het meisje voorbij gaat, waarmede hij geplaagd wordt; fri. de eagen forklearje, zich verlustigen in 't gezicht van een bemind voorwerpGa naar voetnoot3); ook in het Nd. is de uitdrukking bekend; vgl. Eckart, 24; Taalgids V, 189. Zie voor Zuid-Nederland Antw. Idiot. 1338: de oogen verklèèren, de oogen verlustigen, zich verlustigen in het gezicht van een bemind voorwerp; Waasch Idiot. 696: zijne oogen verkleren, iets of iemand zien, die men gaarne ziet; Loquela, 536; Schuermans, Bijv. 360. |
|