1667. Iemand omstaan leeren.
Eigenlijk: ‘Iemand leeren zich zoo te wenden en te keeren als men verkiest; doch bij uitbreiding: iemand weten te drillen, hem dwingen naar zijn wil te handelen, naar zijn pijpen te dansen; met het denkbeeld, dat de persoon onwillig of weerspannig is. Figuurlijke zegswijze, vermoedelijk aan den drilmeester ontleend, die de recruten op commando leert keeren en wenden’; Ndl. Wdb. X, 574. Waarschijnlijker is het, dat we omstaan moeten opvatten in den zin van uit den weg gaan, eene bet. die dit werkw. in de 18de eeuw had (Sewel en Halma) en thans in Zuid-Nederland nog hier en daar heeft (Schuermans, 422; Antw. Idiot. 873) en waaruit zich die van toegeven, wijken, onderdoen ontwikkelde. Zie ook Ten Doornk. Koolm. III, 465: hê mut noch umstân leren; fri. omstean leare.