Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1662. In de olie zijn,d.w.z. dronken, gepoetst, vet, in de neut (no. 1633) zijn; eig. glimmen, een glimmend gezicht hebben tengevolge van drankmisbruik. Vgl. Harreb. II, 133: mooi vet: hij is in de olie opgekookt, dit is het beeld van den nathalsGa naar voetnoot1); III, XCI: hij is zoo vet als olie, hij is dronken; Nkr. III, 9 Mei, p. 2: Ik drink den oranjebitter bij het glas en bij de flesch, alle dagen in de olie; Amst. 96: Die jonge is iedere dag schandalig in de olie; Nest. 75: Die is ook mooi in de olie; Sjof. 27: Hij was een beetje in de olie en dan konje niet voor hem instaan; Op R. en T. 107: Mijn man is ook dikkels in de olie; Panorama, 29 Maart 1922, p. 14: Je was genoeg in de olie, toen je gisteravond thuis kwam. Vgl. oliebol, dronkenmansgezicht, ook oliekop en doorrooker genoemd (Ndl. Wdb. X, 115); glimmend gassie (in Jord. II, 282, tegen een dronkenlap). Zie no. 1051 en 1661. |
|