Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1638. Op het nippertje.In de zegswijze: dat is op 't nippertje, d.i. de zaak lijdt geen uitstel; ook: het is nog precies op tijd; bij Harreb. II, 127: dat is op het nijpertje; fri. op 't nipen ôf (vgl. mnl. als 't comt aent nijpen, als de nood nijpt, op het hoogst is); Gunnink, 174: op 't nipetien. Ook het scheelde geen nippertje of (o.a. Diamst. 309), het scheelde weinig of. In Zuid-Nederland zegt men: het stak nip (nauw); het komt er nip op aan; gij hebt het daar zoo nip of op het nipken gezet, het zou kunnen vallen; nip, nipte, nips, nippens, knippens, op het nippeke staan, zoo nauw op het nip of uiterste punt staan, dat het gemakkelijk kan vallen (Schuermans, 411 b; Bijv. 210; Antw. Idiot. 859). Op het nipken (nippen) komen, op het uiterste oogenblik komen, waarvoor elders gebruikt wordt: op het (leste) knipken komen (Schuermans, 263 b; Waasch Idiot. 355; 459), op het knippen, - den knip komen; in Twente: op 'n knippert. De Bo citeert 543 en 744: op den nip, knip, op het nippen, nipte, nip, nippens staan; Rutten 117: op den knip; Tuerlinckx, 329: oep de knip, 't knippe; Teirl. 156: op 't leste knipke, op 't nipje; Waasch Idiot. 459: 't is op 't nipste koordeken, op 't laatste oogenblik. Eig. wil de uitdrukking zeggen: op het punt van knippen, nippen, d.i. als het begint te nijpen; als 't nipt of als 't nipt en weer nipt (18de eeuw; Opprel, 73 en fri. as 't nypt en wer nypt, als de nood aan den man komt, op 't uiterste oogenblik (Franck - v. Wijk, 460; Ndl. Wdb. IX, 2022-2023). Vgl. de synoniemen: op het leste spreutje; op het hippen (Schuerm. 664 a; 189 a); in het Friesch: op 't hipke. Zie ook De Jager, Frequ. I, 431, die uit de Duitsche dialecten citeert op het Nippe stohn, auf der Spitze stehen; op et Nippe kommen, im letzten entscheidenden Augenblicke kommen, en een adj. adv. nipp, nip, nipe, nauwkeurig, stipt, scherpGa naar voetnoot2), dat blijkens het bovenstaande ook in Zuid-Nederland bekend is en in Groningen in de uitdr. nip toukieken, nauwkeurig, terdege bekijken (Molema, 210); Ten Doornk. Koolm. II, 220 a: up de kippe (spitze) stân, op het punt staan van te vallen, te kantelen; Rutten, 112 b: op het kippen (ook bij Tuerlinckx 317; Antw. Idiot. 651), op 't punt van te gebeuren. Vgl. eng. in the very nick; fri. op 't nipperke (ôf). |
|