Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1623. Op zijn neus kijken,Ga naar eind1623d.w.z. met terneergeslagen blikken staan, beschaamd staan kijken, bedeesd zijn. In de 17de eeuw aangetroffen bij Winschooten, 165: Op sijn neus sien: dat het gelaat van die geen uitdrukt, die een saak buiten sijn gissing teegen loopt; Van Lummel, 494; Kluchtspel II, 84 en 250: Doen stont hy en keeck by sijn neus neêr; Coster, 65, vs. 1618: Daer stont de Juffer en keeck by haer neus, en dorst niet segghen; Pers, 533 a. Zie verder Van Effen, Spect. V, 36; XI, 229; IX, 211 (langs de neus kyken); Sewel, 520: Op zyne neus kyken, to be frustrated in his expectation, to be disappointed; hy keek slecht by zyne neus neer, he was ashamed; he did not know what to do; he was quite disappointed; synoniem was de uitdr. op zijn duimen zien. In Zuid-Nederland gebruikt men in dezen zin neven zijnen neus zien, niet slagen, mislukken, teleurgesteld zijn (Antw. Idiot. 1915); krimneuzen, krimpneuzen en den neus krollen (Schuermans, 296 a; 407 b; Antw. Idiot. 717). In het Friesch: hy sjocht skean by de noas lâns (of del); oostfri. bi de nöse dâlkiken (Dirksen I, 65); fr. faire son nez; eng. to look down one's nose (Prick, 1408). |
|