1619. Iemand bij den neus hebben (-nemen of leiden),
d.w.z. iemand beethebben, hem foppen; ‘iemand bij het lijf nemen’ (Van Dale); eig. hem bij zijn neus leiden waar men wil, hem beetnemen; oorspr. van dieren, paarden, beren, stieren, die door een neusring geleid worden. Ook in het Grieksch kende men τῆς ῥινός ἕλκειντῆς ῥινός ἕλκειν of ἄγειν τινά, naast ῥινάω, bij den neus hebben. Vgl. Winschooten, 268: Sij hebben ons gesnooten: sij hebben ons bij den neus gehad; Pierlep. 18: Och! ik bin veurzeker by de neus evat; De Brune, Emblemata, 322: Laet u de wereld niet by den neuze leyden: laet u geen klabbeke voor een diamant in de vuyst steken; Z. Nacht. I, 22: Hoe is de quant bedot! en by de neus ghegrepen; Baardt, Deugden-Spoor, 95: By de neus om 't hoy leiden (vgl. om den tuin leiden); Pers, 166 b; 627 b. Zie verder Tuinman I, 23; 182; II, 118; Van Effen, Spect. XI, 6; Ndl. Wdb. IX, 1893. Synoniem was de uitdr. iemand (den neus) snuiten; iemand bij het linkerbeen hebben (of krijgen), waarmede te vergelijken is het fri.: hy het him by 't foetsje krije litten. Volgens Wander III, 956 zegt men in het hd.: einen an (bei, mit) der Nase (her)umführen, einen nasführen (Goethe); vgl. ook het eng. to lead one by the nose; het fr. mener quelqu'un par le (bout du) nez; het ital. menar uno per il naso; het Friesch: immen by de noas habbe of krije.