1612. Een nest.
In de 18de eeuw sprak men van een ‘nest van een huis’ voor een slecht huis, een krot, een geringe, armzalige woning (zie Halma en Sewel), een gebruik, dat thans nog evenals in het hd. bekend is; eveneens in Zuid Nederland (zie Antw. Idiot. 2254), waar het ook met verachting op een huishouding of een genootschap wordt toegepast (Waasch Idiot. 456 b). Hiernaast kent men sedert de 18de eeuw (C. Wildsch. VI, 29: een stout nest) een nest (van een meisje), een ondeugend, ingebeeld, nuffig meisje; zoo'n nest! = zoo'n ondeugend, ook: zoo'n preutsch of zoo'n bazig ding!