1609. Iemand in den nek zien,
d.w.z. iemand bedriegen, veelal bij een verkoop; eig. iets achter iemands rug doen, hem bij eene handelwijze niet in het gezicht zien. Zie Harreb. II, 119 b; Couperus, E. Vere I, 152; Het Volk, 21 Febr. 1914, p. 1 k 2: Dan had hij (de Minister) daarmede de partijen van de rechterzijde leelijk in den nek gezien; Afrik. iemand in die nek kyk. Volgens Schuermans, 405 a en Antw. Idiot. 851 is de zegswijze ook in Zuid-Nederland bekend waar, evenals bij ons in dialect, gezegd wordt: iemand in den nek schoppen (schuppen, schippen of stampen), met iemand spotten, hem bedriegen; zich in den nek laten schoppen, ‘zich laten hoonen door die men goed gedaan heeft’. Zie Joos, 71; 82; De Bo, 735 b; Schuermans, Bijv. 294 b; V. Schothorst, 177; Molema, 278 b en vgl. het Friesch: hy het my yn'e nekke skopt, hij heeft mij duur laten betalen.