1603. Nattigheid gevoelen,
d.w.z. eig. voelen dat de bui zal losbarsten; onraad bespeuren; bemerken dat de zaak hachelijk wordt, dat het mis loopt. Vgl. Van Dale5: Voelt ge nattigheid?, wordt de zaak hachelijk? Nw. Amsterdammer, 30 Jan. 1915, p. 11 k. 1: Het dreigde allang en hij begon nattigheid te voelen; de bui barstte los en hij liquideerde; Nkr. VIII, 3 Oct. p. 2: Dit jaar zou een jubeljaar zijn en men besloot het zilveren jubileum van de helsche internationale's feestelijk te voeren. Het is anders uitgekomen..... Mr. Troelstra voelt nattigheid en hij zal niets anders voorstellen dan de directe liquidatie van de jubileerende internationale firma; Haagsche Post, 7 Dec. 1918, p. 1406: Ook de heeren Zimmerman en Czernin trachten zich coram populo schoon te wasschen van de tegen hen geuite beschuldigingen. En andere zullen wel volgen. Blijkbaar beginnen al deze heeren nattigheid te voelen; Nkr. 18 Febr. 1922, p. 7: Uw mededeeling, dat de Soc.-Dem. de oorzaak zijn van den hongersnood in Rusland, verwonderde ons niet. Wij voelden zelf ook al nattigheid in die richting; Handelsblad, 15 Dec. 1920 (A), p. 5 k. 1; enz.