1577. Muizenissen in het hoofd hebben,
d.w.z. peinzen, mijmeren, tobben; meestal over allerlei kleinigheden. Zie Kiliaen: Muysenisse int hooft, imaginatio phantasia. Het is eene afleiding van het mnl. wkw. musen (eng. to muse; ofr. muser), dat Kiliaen als muysen (cogitare) vermeldt. Vgl. Six van Chandelier, Poesy 486:
Och! dorst ik schelden, hoe zou Baldus, hoe zou Bartel
Aanhouden, die uw hoofd vol muissenisse broên?
Weiland: ‘Muizen, in stilte nadenken, peinzen. Van hier muizenis, gepeins, waarvoor men kwalijk zegt muizenest’; Harreb. II, 327; De Jager, Frequ. II, 395; Ndl. Wdb. IX, 1225 en zie no. 1576.