Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1569. Mozes (en de profeten) hebben,d.w.z. geld hebben; ook alleen: Mozes hebben. In de hd. studententaal komt in het laatste gedeelte der 18de eeuw Mosen haben, geld haben, Moses, geld, en Moses und die Propheten, geld, voor. In deze uitdr. is Mozes eene verbastering van het Jodenduitsche moos, ‘dat eigenlijk een meervoud is van 't Arameesche woord mô'ô (me'ô). Dit beduidt oorspronkelijk steen of pit, en is vandaar de naam geworden eener kleine munt, die de waarde had van een twintigsten sikkel. Het meervoud is het gewone woord voor geld geworden en uit het Jodenduitsch en de dieventaal bekend genoeg’ (Tijdschrift II, 73Ga naar voetnoot2)); vgl. Kunstl. II, 160: | |
[pagina 54]
| |
We wete dat Mosis bij 'm thuis is!.... Meer sente as geluk!; Noord en Zuid XXI, 160: Daar zit Mozes, daar is geld. Later (zie Harreb. II, LIII) heeft men, toen de oorsprong niet meer werd gevoeld, de uitdr. verlengd met en de profeten (zie no. 1319), hoogstwaarschijnlijk door de bijgedachte aan Luc. XVI, 29, waar Abraham tot den rijke in de hel op diens vraag om Lazarus naar zijne broeders te zenden, opdat deze niet in de plaats der pijniginge komen, antwoordt dat dit niet noodig is, want sy hebben Mosem ende de Propheten. Immers wie deze heeft ‘die heeft niets anders meer noodig; zoo ook is het geld het voornaamste in 't leven; die dat heeft, behoeft geen andere dingen’ (Laurillard, 13). Kluge, Unser Deutsch, 98 verklaart de uitdr. nog anders. Hij zegt: Diejenigen, welche Mosem und die Propheten haben, sind die Juden, und daraus hat sich leicht die Uebertragung ergeben. In het Friesch is de uitdr. ook bekend; vgl. W. Dijkstra, 382 a: Mei Mozes en de profeten is min oeral klear; voor het nd. zie Eckart, 370. |
|