Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1568. Een gemaakte mouw,d.w.z. een voorwendsel, een verzinsel, bedrog. Eene in de 17de eeuw zeer gewone uitdr. die o.a. gevonden wordt in Hooft's Brieven, 237; 238; Tijdsch. XIII, 204; V. Moerk. 276; Haagsche Reize, 124; V. Loon, 35; Tuinman I, 85; 126: Men heeft wel mouwen die los zijn, en slechts aangeschoven worden. Dit zyn dan gemaakte mouwen; enz. Vgl. ook Sewel, 500: 't Is een gemaakte mouw, it is a meer sham. In het Friesch: it is in makke mouwe, het is een in stilte beraamd plan, zij spelen samen onder één hoedje; dus hetzelfde als een gemaeckt werck, dat Sart. III, 6, 89 opgeeft met de verklaring: quoties astu dolisque negotium peragitur. De oorspr. beteekenis zal dan zijn een kunstmouwGa naar voetnoot1), geen echte mouw (vgl. een wassen neus), een losse mouw, vandaar: bedrog, verzinsel, voorwendsel. Zeker zal de zegswijze aan iets een mouw passen, voor iets raad weten, middel om iets te schikken, er toe hebben bijgedragen dat een gemaakte mouw in deze beteekenis van een kunstmiddel, bedacht middel, verzinsel kon worden gebezigd. Zie no. 1566. |
|