Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1566. Aan iets geen mouw(en) weten te passen (of te naaien),d.w.z. iets niet weten te helpen, klaar te spelen; er geen kop aan weten te klinken of te krijgenGa naar voetnoot2); geen raad voor of met iets weten, geen middel weten om iets in orde te brengen, iets niet weten te plooien; eig. gezgd van een kleermaker of eene naaister, die geen kans ziet een mouw aan het een of ander lijf te passen, en dateerend uit den tijd, dat men losse mouwen droegGa naar voetnoot3) (zie no. 1568). Syn. was aan iets geen ooren weten te | |
[pagina 52]
| |
naaien of geen touw weten vast te knoopen. In de 16de eeuw vinden we de uitdr. bij Marnix, Byenc. 72 r: Al is 't dat sy aen desen klaren Text geene mouwen en weten te setten; zoo ook 76 v; Elckerlijc, 123: Ic en sier gheen mouwen toe gesedt; Coster, 37 vs. 790: 'k Weet by get niet hoe 'k hier best mouwen an sel lassen; De Brune, Emblemata, 262: Het verloop van zijn spel, daer hy noch mouwe, noch lap en weet aen te zetten; Winschooten, 99: Ick sal dat Varken wel wassen, ik weet daar wel mouwen aan te setten; Huygens VIII, 9; Coster, 202, 1574: Daer toe weet ick gien raet, daer weet ick gien mouwen an te setten; Pers, 525 b; 732 a; Tuinman I, 126; Sewel, 500; Halma, 362: Ik weet 'er geen mouwen aan te zetten, je n'y sai point de remède, je ne sai comment m'y prendre, je ne sai quelle pièce y coudre; W. Leevend VII, 118; Ndl. Wdb. IX, 1185; XII, 1022; Villiers, 83; Nkr. III, 26 Sept. p. 5: Aan Karnebeek's bezwaren had ik met zwier een mouw gepast. In het Westvl. ergens geen mouwen aan vinden, geene mogelijkheid zien van het te verrichten (De Bo, 716 a); Limb. niet weten hoe 't aan 't stuk staat ('t Daghet XII, 191); Land v. Waas: hij weet aan alles een mouw te passen, weet zich goed te verantwoorden, weet tegen alles middel; hd. da weisz ick keinen Aermel anzusetzen (Wander I, 137). |
|