Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 31]
| |
1520. Mines maken,d.w.z. grimassen maken, zijn gezicht vertrekken; toespelingen maken; mines is het meerv. van mine, gebaar, uitdrukking van het gelaat (reeds mnl.), fr. mine. Vgl. faire des mines à qqn (en vue de lui plaire); V.d. Water, 108: MienenGa naar voetnoot1) make, gezichten trekken; fri. rare minen meitsje, leelijke gezichten trekken; S.M. 20: En toen ze zag dat Oome Daan nog knap in z'n spulletjes zat, begon ze mienes tegen me te maken. - Mienes, wat bedoel je daar meê? Nou ze zei dat 'n man alléén zoo gezeid geen leven had en dat 'n vrouw alléén ook maar 'n onding is. Ook mine (of de mines) maken van iets, doen alsof, fr. faire la mine de, se donner l'apparence de; vgl. D.H.L. 25: Hij (een paard) heeft nu driemaal de mimes gemaakt van te moeten pissen, maar d'r komt nooit wat; enz. Zie Ndl. Wdb. IX, 766. |
|