Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1497. Veel in de melk te brokken (of brokkelen) hebben,d.w.z. veel te zeggen, veel in te brengen hebben; eig. veel hebben om in de melk te doen, om een lekkere, dikke pap klaar te maken; in goeden doen zijn, en vandaar bij overdracht veel te zeggen hebbenGa naar voetnoot2). De uitdr. wordt aangetroffen bij Servilius, 80: Hi heeft wel om int melcke te brocken; vgl. verder De Brune, 143: Hy heeft wel in de melck te brocken, geplaatst onder het hoofdstuk ‘overvloed’; Halma, 238: Hij heeft niet om in de melk te brokken, c'est un pauvre misérable, il n'a pas de quoi faire bouillir la marmite; Tuinman I, 84: Zy heeft wat om in de melk te brokken, zy zit warm, zy heeft waar van, om aan den kost te helpen, welke verklaring bevestigd wordt door eene plaats bij V. Moerk. 119: Ick sin een bestoove knecht, kijnt 'kheb vry wat inde melck te brocke: soo dat onse rentjes ons wel redelycker wijs selle keunen voen; Tien Verm. d. Houw. 37: Gy weet liefstentje heeft ook wat om in de melk te brocken, en mede al vry wat ten huwelik gebracht; De Brune, Bank. I, 291; Falkl. V, 129: De bloedverwanten van mijn vrouw's kant hadden zelfs eenige effecten in de melk te brokken. Zie verder Harreb. II, 77; Ndl. Wdb. III, 1500; Villiers, 79; Mgdh. 50: Trouwens 'r man had ook niet veel in de melk te brokkelen, die lag ook bij 'r thuis; Nkr. III, 7 Febr. h. 2: In Brabant daar hebben de socialen nog niet zoo veel in de melk te brokken; VII, 8 Maart, p. 2; 26 Juli p. 2; Het Volk, 28 Febr. 1914 p. 5, k 2: De ware volksvertegenwoordigers zijn slechts zij, die wat in de melk te brokken hebben en dus geen behoefte hebben aan toelagen uit de schatkist. In het hd. zegt men er hat viel in die Milch (oder in die Suppe) zu brocken; in het nd. he hett wat in to stippen; he hett wat in de Melk to krömen (Taalgids V, 184 en en Ten Doornk. Koolm. II, 588 a); in Twente: hee hev' wat in de melk te krömmelen. In het Friesch beteekent hy het altyd hwet yn 'e molke to krommeljen, hij heeft altijd wat aan te merken, te vragen en te klagen. Voor Zuid-Nederland vgl. Antw. Idiot. 302: brokken, fig. betalen, leggen (ook Waasch Idiot. 140); niks in de soep of in de pap te brokken hebben, zeer arm zijn; 591: gij hèt hier niks in te brokken, niets te zeggen; 804: in 't melk te brokken hebben, fortuin bezitten; Teirl. 218: niet te brokkelen (of te brokken) hebben, niets te eten hebben. Ook in het Hagelandsch en het Haspengouwsch bet. in de melk te brokken hebben fortuin hebben (Tuerlinckx 389; Rutten, 142). Vgl. verder iets in te brokken hebben, eenig vermogen bezitten (16de eeuw); er bij inbrokken | |
[pagina 21]
| |
of inbrokkelen, vroeger in iets brokken, inschieten, hd. einbrocken, d.i. bij iets, bijv. eene hachelijke onderneming, geld op 't spel zetten, en ‘laten zitten’, inschieten; zie Ndl. Wdb. VI, 1533 en vgl. het fri hwet yn 'e molke to krommeljen ha; ook wat in to krommeljen (of to struye) ha, welgesteld zijn. |
|