1494. Zachte meesters maken stinkende wonden,
d.w.z. ‘een geneesmeester, die de wonden en zeeren door scherpe middelen, als 't noodig is, niet zuivert, maakt dat ze vervuilen en inkankeren’ (Tuinman II, 9); bij overdracht: halve maatregelen verergeren het kwaad. Bij Campen, 133: Een meedelydende Chirurgyn, maeckt stinckende wonden; Com. Vet. 41: Hy wist heur wijs te maken dat sachte meesters stinckende wonden maeckten; Cats I, 411: Dit heeft men dickmaels ondervonden, van sachte meesters vuyle wonden. Zie verder Harreb. I, 282 b en vgl. het fri.: sêfte hânnen meitsje stjonkende wounen; prov. sachte geneesmasters meitsje stjonkende wounen; De Bo, 1437 b: zochte meesters maken stinkende wonden; Joos, 195: zachte meesters, kwade wonden.