Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend
[pagina 14]
| |
aankomt, leert men de menschen kennen. ‘Myns erachtens is dit ontleent van de koopers. 't Gaat met vriendschap en genoegen toe, zo lang die op de merkt koopen, en de verkoopers leveren. Maar onder in den zak vind men de rekening. Als de merkt eindigt, kraamen de verkoopers op, en eischen geld; doch dan is 'er dikwyls niemand 't huis’ (Tuinman I, 136). De oorspr. beteekenis schijnt te zijn, dat men bij het einde, het afloopen van de (jaar)markt, als het op het verrekenen aankomt, den waren aard van de kooplui, bijv. hun royaliteit, eerlijkheid of schraapzucht, eerst leert kennen. In de middeleeuwen immers bleven de kooplui tot aan het einde der jaarmarkt; dan werd verrekend en had men natuurlijk de meeste geschillen en chicanes. Vandaar bij overdracht: dikwijls leert men iemand pas kennen, wanneer men van hem moet scheiden, wanneer het er op aankomt; zijn goede of meestal slechte eigenschappen komen dan aan den dag, zijn ware inborst blijkt dan eerst. De zegswijze wordt o.a. aangetroffen bij Poirters, Mask. 169; in de klucht van Lichte Wigger, 11 v; Gew. Weeuw. III, 11; De Brune, Bank. I, 141: Aen 't op-breken van de marct, kent-men de koop-lien, dat aldaar gelijk gesteld wordt aan: aen 't lammeren ziet-men, wat oyen vol gheweest zijn; Adagia, 40: In 't scheyden van de merckt, kentmen de cooplieden, exitus acta probat; Willem Leevend IV, 113; Brieven v. Abr. Bl. I, 265 (by 't scheiden van de markt); Paffenrode, Hopm. Ulrich (anno 1711), p. 124: In 't scheyen van de markt, zoo kent men de koopluy; Harreb. I, 435; Nkr. 15 Nov. 1913, p. 2; Waasch Idiot. 207: op 't ende van de markt, eindelijk, op den duur; Antw. Idiot. 808: op 't leste van de mert, op het laatste oogenblik; op 't schêen van de mert, op 't einde van de rekening; schertsend ook: op 't schijten van de mert; Antw. Idiot. 1835: op 't ende van de mert leerde de kooplie kennen. |
|