Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1473. Door de mand vallen (- druipen of zakken),ook door de ben (o.a. Jord. II, 17), de mat, het net (zie Het Volk, 27 Aug. 1914, p. 6 k. 3) vallen, op zijn plat vallen (Halma, 508)Ga naar voetnoot5). ‘Dit spreek- | |
[pagina 10]
| |
woord gebruikt men van ymand, die op de beschuldiging eerst iets loochende, maar daar na overtuigt wierd, en dat bekende. Hy valt door de mande, die den bodem inzit, of daar door heen valt, dewyl hem zyn steunzel ontzakt en begeeft. Dit wordt toegepast’ (Tuinman I, 226). Vgl. ook Halma, 127: Door de mand druipen, zijne woorden niet konnen waar maaken; Sewel, 197: Door de mand druipen, to be caught in one's deceit, to make one's self suspect by contradictions. De uitdrukking bewaart eene herinnering aan eene vroegere straf, die door Ter Gouw, de Volksvermaken, 571 aldus wordt beschreven: ‘De veroordeelde werd in een mand boven 't water gehangen, en kreeg eten noch drinken maar alleen een mes bij zich. Pas hing hij er, of alle krengen en welriekende vuiligheden, die de jongens magtig konden worden, vlogen hem om de ooren en vulden zijn mand. Als hij 't niet langer uit kon houden, sneed hij met zijn mes het touw door, en plompte in de gracht, en spartelde naar den kant, maar werd eer 't hem gelukte er uit te komen, vijfentwintigmaal teruggeworpen en weêr ondergeduwd. Eindelijk klonk 't: ‘laat hem nou loopen!’ En de stumpert moest nu een harddraverij houden naar de poort, door de razende menigte gevolgd en met een hagelbui van steenen begroet, totdat hij de poort uit en vrij was, onder voorwaarde, dat hij er nimmer weêr in kwam’Ga naar voetnoot1). Anderen meenen, dat de zegswijze haren oorsprong te danken heeft aan de vroegere gewoonte om een vrijer, dien een meisje niet wilde hebben, een bodemlooze mand te sturen (zie no. 1248Ga naar voetnoot2)). In de latere middeleeuwen komt de uitdr. in de tegenwoordige bet. voor bij Despars, 4, 377: Vallende allincx zo meer duer die mande ende verkennende daer veel diversche zaken, die men hem te laste leydeGa naar voetnoot3). Zie ook Colijn v. Rijssele, de Spiegel der Minnen, 656: Als verwaende druypende duer de mande (er met schande afkomend); Everaert, 482; Carel v. Mander, 133: Al droper al veil deur de mande, al slaagden velen nietGa naar voetnoot4); Poirters, Mask. 224; Boek der Rabauwen, 41; Rab. I, 344: Pantagruel die onlangs alle ouwe kluivers en kootjongens van Wysen verwonnen heeft, zal nu eens tegen den beul te biegt komen en door de mand vallen; Pers, 215 b; 341 b; Spaan, 42; Verm. Avant. I, 99; Idinau, 54: De sulcke vallen al deur de mande,
Die in hun saken al qualyck uyt-kommen.
Sy blijven in 't vuyle, in schade, of schande.
Sjof. 249; Krat. 199; Dievenp. 53; 122; 158; 164; Nkr. VII, 15 Nov. p. 5; Ndl. Wdb. IX, 184; enz. In den zin van met schande ergens afkomen, niet slagen, mislukken, verkeerd uitkomen, in 't water vallen is zij in Zuid-Nederland en Limburg thans nog bekend; zie De Bo, 668; Schuerm. | |
[pagina 11]
| |
362 a; Waasch Idiot. 421; Antw. Idiot. 791; 1887: Deur de mand vallen, mislukken; ook: niet meer weten wat zeggen, niet kunnen antwoorden, zijne woorden niet kunnen waarmaken; Tuerlinckx, bl. 666, die op bl. 204 als synoniemen opgeeft: be ze gat in 't waeter valle, ter deur valle; Rutten, 246 a; Joos, 95; 82; 14: Hij valt er door gelijk door een mande zonder boom: mislukken. Vgl. het 16de-eeuwsche van den planc vallen, voor de verleiding bezwijken (eig. in 't water vallenGa naar voetnoot1)); mnl. van der kerren vallen, geen voldoend antwoord gevenGa naar voetnoot2); V.d. Water, 79: in de geut valle, in 't water vallen, mislukken; een droevig figuur slaan; Maastricht: door den (as)körref vallen;Ga naar voetnoot3) het hd. durchplumpsen, dat ook wijst op in het water vallen; eng. to fall through, mislukken; fr. échouer. Synoniem zijn in den zin van bekennen braken, doorslaan (vgl. Jord. II, 388 en doorslag, zeef) en omslaan (S.S. 72; 74; 75; Köster Henke, 14; 49). |
|