Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1471. Mannetjes maken,d.w.z. smoesjes maken, gekheid maken, in de dial. zegswijze maak geen mannetjes (Molema, 256), waaraan soms komisch wordt toegevoegd dan komen er ook geen wijfjes; vgl. het fri.: mantsjes meitsje, veel praats hebben. De uitdr. was in de 17de eeuw bekend, blijkens de Tweede Vijftigh Lustige Historien Johannis Boccatij, anno 1644, bl. 61; 90; 138, enz.: de mannekens maecken, zich den schijn geven van; Tuinman I, 1, die maakt geen mannetjes gelijk stelt aan maakt geen figuuren. In Zuid-Nederland is de uitdr. nog vrij gewoon; zie Claes, 70; Schuerm. 363: mannekens (gemaakte), gemaakte manieren, geveinsdheid, grimmaatjes; Antw. Idiot. 789; 1888: Mannekens maken, met complimenten omgaan, plichtplegingen maken, met afkeuring gezegd; Tuerlinckx, 379: gemakte männekes, kale uitvluchten, fratsen (hd. Fratzen, grimassen), smoesies (makenGa naar voetnoot2)), wat in Zuid-Nederland moezen (maken) of moesjes (maken) heet (Schuerm. 385). Vgl. ook het hd. ein Männchen-; Männchen machen; westph. männekes mâken (Woeste, 170 a); oostfri.: mannekens, mantjes maken, mittelst der Finger an der Wand als Schattenspiel, od. indem ein Jemand allerhand Sprünge od. Capriolen u. Possen macht wie eine Gliederpuppe (Ten Doornk. Koolm. II, 574). Oorspr. gezegd van een haas of een beer, die op zijne achterste pooten gezeten, zijne voorste | |
[pagina 9]
| |
pooten in de hoogte houdt; vandaar op menschen toegepast: zich potsierlijk gedragen, gekheid maken, zich aanstellen. Vgl. Chomel, 1960 a: Mannetjes maaken is een spreekwijs, die ten aanzien van Haasen en Beeren in gebruik is, wanneer zij zich op de agterste pooten zetten, en de voorsten om hoog houden.Ga naar voetnoot1) |
|