1441. Een luchtje scheppen,
d.w.z. wat frissche lucht inademen, eene kleine wandeling doen; eng. to take (or to have) an airing or the air; mnl. coelheit vaten; 16de eeuw: lucht of een luchtken rapen, o.a. Tijdschr. XXI, 92; Anna Bijns, Refr. 153; 433: soete luchten raepen; ook bij Poirters, Mask. 109; 188: een lochtjen rapen. In Antw. een luchtje pakken; fr. prendre l'air (ook fig.); Harreb. II, 39; Landl. 278; 377; enz.