1412. Zingen als een lijster,
d.w.z. zeer mooi en vroolijk zingen. In de middeleeuwsche gedichten wordt meermalen van den zang van de lijster melding gemaakt, zooals in Flor. 2551: Daer mach men die lijstren horen clemmen ende nedergaen met harre stemmen. In de 16de eeuw was die zang reeds spreekwoordelijk; vgl. Sart. III, 3, 21: Sy singen als lijsters, en zie Huygens I, 167; Van Moerk. 56; Brederoo, I, 284; Harreb. II, 33; Ndl. Wdb. VIII, 2384. Syn. zingen als een kriek, een krekel (Halma). In het fri.: sjonge as in lyster; evenzoo in Zuid-Nederland; zie o.a. Antw. Idiot. 1489.