Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1396. Hij liegt, dat hij zwart ziet (of wordt),Ga naar eind1396d.w.z. hij is een aartsleugenaar, die zijne leugens met kracht en geweld volhoudt, zoodat hij rood en blauw in het gezicht wordt (Harreb. II, 515 b). In de 17de eeuw is de uitdr. al vrij gewoon; men vindt ze o.a. bij Idinau, 184: Men seght, hy lieght dat hy swart werdt,
Want, die stijf liegen, doen t' bloet ver-kruypen.
Met dobbel-solde loghenen hy seer hardt terdt
Al moest veur sijn blaes-kaken, al booghen en stuypen.
Gods waerheyt en sal niemandt konnen ontsluypen.
Zie verder Klucht van Lichte Wigger 16 r; Tuinman I, 193; Van Effen, Spect. III, 221; Het Volk 17 Febr. 1914, p. 5 k. 3: De Vries kon liegen dat hij er zwart van werd; Nkr. VII, 8 Febr. p. 4; Jord. 252: Ze loog zich zwart, als 't niet waar was; Tuerlinckx, 367; Volkskunde XXIII, 198. In de 17de eeuw zeide men ook liegen, dat het rookt en zweren, dat men zwart wordt (Gew. Weeuw. I, 41). In Groningen: lijgen, dat 'e swart wordt; hij lucht, 't rookt hom boven de kop of de balken vlijgen in brand; fri.: hy liicht dat er swart wirdt, dat er sels mient dat it wier is; hy liicht as in wachter (Matth. XVIII, 11-15); hd. lügen, das einem der Kopf raucht, dasz sich die Balcken biegen, dasz ihm der Dampf zum Maul herausgeht (Wander III, 272-273; Molema, 166; 541). In het Land v. Aalst: hij liegt dat hij zwart ziet of dat het tipken van zijn neus zwart wordt ('t Daghet, VIII, 32); te Denderleeuw, tot kinders: drie keer gelogen, want gh' hebt drie zwarte plekken op uw voorhoofd; elders in Zuid-Nederland hoort men: liegen dat het schauwe geeft (De Bo, 976 b) en liegen om er zakken bij te droogen (De Bo, 1417); liegen alsof hij met daghuren loog (Rutten, 132); hij liegt dat hij blauw, zwart of geel ziet; ook dat hij stenkt, zweet, berst (Teirl. II, 212; Waasch Idiot. 404); vgl. verder nog: hij liegt, dat hij zelf meent dat het waar is (dat we o.a. aantreffen bij Everaert I, 203; Coster, 284, vs. 1574); hij liegt dat hij barst, tegen de klippen (der hel) aan (no. 1182) en hij is aan de eerste leugen niet gebarsten, gezegd van iemand die gewoon is te liegenGa naar voetnoot1); hij ken liegen, dat de luizen op zen kop barsten (Boekenoogen, 1339); hij liegt een koe de poot af (op Goeree en Overflakkee); liegen als een makelaar (in C. Wildsch. IV, 397) en andere zegswijzen vermeld in den Taalgids VIII, 112 en Ndl. Wdb. VIII, 2123. Syn. is ook liegen alsof het gedrukt staat (o.a. M. de Br. 49; Nkr. V, 19 Febr. p. 2) dat ook in Antwerpen en in hd. dial. (wie gedruckt, wie telegraphirt) bekend is (Antw. Idiot. 383; 762; Ten Doornk. Koolm. II, 486; Dirksen I, 54); Afrik. hy lieg of dit geskryf staan; eig. liegen zonder te haperen (Reyn. II, 4201: Dat hi niet en stamert in sijn tael), alsof men het van een blad oplas, zooals blijkt uit Reyn. II, 4223: | |
[pagina 559]
| |
mer die een loghen gheeft een slot,
ende. seit sijn reden sonder sneven
als oft voor hem stont ghescreven,
dats die man.
eng. to swear, to lie till one gets black in the face (Prick2, 66); to lie like print. |
|