1394. Liefde is blind.
Deze gedachte, dat men geen fouten of gebreken ziet in iemand, die(n) men lief heeft, vindt men reeds bij Plato: Τυφλοῦται γὰρ περὶ τὸ φιλόυμενον ὁ φιλῶν;, hij die lief heeft wordt blind met betrekking tot het voorwerp zijner liefde. De Romeinen zeiden amens amans, een verliefde is zijn verstand kwijt (Plaut. Merc. 82; Ter. Andr. 218) of nemo in amore videt (Prop. 2, 14, 18; Hor. Sat. 1, 3, 38); mlat. cecat amor mentes ac interdum sapientes; omnis amor cecus: non est amor arbiter equus (Werner, 8; 66). In vele talen wordt deze gedachte op soortgelijke wijze uitgedrukt; zie Wander III, 135; 151 en vgl. het mnl. Minne is blint (zie o.a. Maerlant, Wap. Mart. II, 314; Kaetspel, 42); Goedthals, 23: Die minne is blendt, sy gaet daer mense nyet en sendt, amour aveugle raison; Brederoo I, 311; Cats I, 466:
Die van liefde zijn gesteken
En sien noch vlecken noch gebreken.
C. Wildsch. II, bl. 216 en verder de door Harreb. II, bladz. 27 opgegeven bronnen; Villiers, 73; voor Zuid-Nederland zie Volkskunde XXI, 156; Antw. Idiot. 762: De liefde is blind, zee de boer, en hij kuste zij(n) kalf op zij(n) gat; Teirl, II, 212; Waasch Idiot. 404: De liefde is blend, ze zit in de oogen eerst; fri. ljeafde is blyn; De Cock2, 110; 285.