1380. Kunnen lezen en schrijven,
van personen, doch meestal van zaken, uitnemend zijn, tegen alles bestand zijn, er alles mede kunnen doen. In de 18de eeuw komt de zegswijze voor bij Tuinman I, 340: Het kan lezen en schrijven. Dit zegt men van iets, om het te prijzen. 't Was in de oude tijden iets zeldzaams, dat men onder 't gemeene volk ymand vond, die lezen en schrijven konde; Harreb. III, 43; Molema, 242: Lezen en schrieven kennen, bekwaam zijn, geschikt zijn tot iets, b.v. van dieren, die loos zijn, ook van levenlooze dingen; Boekenoogen, 376: Dat jassie ken lezen en schrijven gezegd van een jas, die men lang heeft gedragen bij zijn (kantoor)werk: die jas kan meepraten, heeft heel wat beleefd; Waasch Idiot. 396: Met dien knecht kan ik lezen en schrijven, alle werk verrichten; fri. dy man dêr kin men mei lêze en skriuwe, hij is bruikbaar in vele dingen, inschikkelijk en hulpvaardig; myn nije spinwiele.... dêr kin 'k mei lêze en skriuwe, is gemakkelijk in 't gebruik (Fri. Wdb. II, 117); Prikk. II, 55: Mijn hoed die mag je raken, hoor, die kan lezen en schrijven.