1367. Iemand te leur stellen,
d.w.z. iemand in zijne verwachtingen bedriegen; laat-mnl. te(r) lore, luere, leure stellen, setten, leiden, bedriegen, misleiden; te lore vallen, bedrogen uitkomen; Kiliaen: Te lore stellen, frustrare, decipere; 16de eeuw: iemand te leuren setten, stellen naast ter lueren staan; 17de eeuw te(r) leur(e) stellen; ook te leur komen, vergeefs komen. Het znw. lore, leure is identisch met het ags. lyre, verlies, abstractum bij het ww. verliezen; oostfri. to lör (of löre) maken, zu Nichte machen (Ten Doornk. Koolm. II, 530). Zie Mnl. Wdb. IV, 803-804; VII, 2068; Halma, 313; Sewel, 450; Ndl. Wdb. VIII, 1696; bij Teirl. II, 209: zeure(n) komt te leure, wie zeurt (bedriegt), verliest toch. Zie no. 1433.