Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1329. Te land(e) komen,ergens terecht komen, ergens belanden; ook op eene plaats, waar men liever niet zou gekomen zijn. In de middeleeuwen beteekende te lande comen, in zijn vaderland komen; eene enkele maal kwam het toen ook in den tegenwoordigen zin voorGa naar voetnoot2), die voortvloeit uit de gewone beteekenis van landen, aanlanden; vgl. Kil. Aencomen te lande, potiri terra, petere portum, appellereGa naar voetnoot3); Bank. I, 439: Met een ancker te lande komen; II, 318: Als 't schip maar wel te lande komt; C. Wildsch. III, 6: Leun er niet tegen, gij zoudt op de buitenplaats zelve te land kunnen komen; Sewel, 435: Aan land (of te lande) komen, to come ashore, to land; fri. to lânne komen, terecht komen; Ndl. Wdb. VIII, 972. |
|