Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1321. De lakens uitdeelen (of uitgeven),d.w.z. degene zijn, die alles regelt, de voornaamste, de baas zijn; gezag uitoefenen, het commando voeren; mnl. spendenGa naar voetnoot1). Ontleend aan de huishouding, waar degene, die de lakens uitdeelt, over de linnenkast gaat (dus de vrouw), alles regelt, de voornaamste is. De uitdr. komt in de 17de eeuw voor bij Hooft, Ned. Hist. 368: Toen begon men de laakenen uit te deelen, orde op de zaken te stellenGa naar voetnoot2). Synoniem is het 18de-eeuwsche de kaart uitgeven (in Abr. Bl. I, 286); 17de eeuw en thans nog in dialect de kruiken bestellen (zie no. 1291). In den zin van ‘degene zijn die de macht in handen heeft’, komt de uitdr. in deze eeuw zeer dikwijls voor; vgl. Ndl. Wdb. VIII, 933; Jong. 121: Ik heb maar één geloof, dat is nl. dat er één Opperwezen is, die de heele boel in de wereld regeleert en de lakens uitdeelt; Nkr. III, 28 Maart p. 2: Op het gebied van het openbare leven, waar wij, mannen, nog immer de lakens uitdeelen; 22 Aug. p. 4: Idenburg verdeelt de lakens met Colijn; Het Volk, 20 Sept. 1913, p. 2 k. 4: Mej. Visscher die naar men weet aan ‘De Courant’ de lakens uitdeelt; Handelsblad, 12 Aug. 1913 (avondbl.) p. 1 k. 5: De Marxisten hebben gewonnen en deelen voortaan de lakens uit; Het Volk, 4 Febr. 1913, p. 1 k. 1: Dat ze stipt gehoorzamen aan de bevelen van de organisatie. Die geeft de lakens uit; 4 Nov. 1913, p. 2 k. 3: De boeren, die in Stedum de lakens uitdeelen; De Arbeid, 25 Oct. 1913, p. 4 k. 2: Vliegen, die de lakens uitdeelt aan ‘Het Liegt’; 4 Maart | |
[pagina 530]
| |
1914, p. 4 k. 2: Maar de burgemeester, die gewoonweg als alleenheerscher de lakens wil uitdeelen; zie verder De Tijd, 7 April 1914, p. 5 k. 2; Nkr. IV, 10 April, p. 4 (de lakens geven); 26 Maart p. 4 (de lakens uitgeven); Villiers, 71. |
|