als hij in zijn bed lag om te zien of hij ook weer iets op den kop getikt had (gestolen had); Haagsche Post, 2 Februari 1918, p. 127 k. 3: Belegen tabak, waarvan ik een laatste partijtje tegen fabelachtigen prijs op den kop tikte; Nkr. IX, 3 Juli 1915: Dat goedkoope pakkie dat-ie 's heel voordeelig op een uitverkoop op z'n kop had getikt; Nw. School, II, 310: Wanneer hij geleerd heeft precies het verkeerde woord, de verwarde beeldspraak, de fout in één woord op den kop te tikken (te pakken, aan te wijzen); De Vries, 80: Iemand op den kop tikken, iemand aantreffen; N. Taalgids XVI, 176.