Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1239. Het is allemaal kool,d.w.z. het is allemaal maar gekheid; ook wel apekool, eene versterking van kool door bijvoeging van aap, waaraan mede het denkbeeld van dwaas, gek, valsch, bedrieglijk is verbonden; Ndl. Wdb. II, 532 en no 88. In de 18de eeuw komt het znw. kool in dezen zin voor bij Halma, 280, die het vertaalt door raillerie en citeert: Ik zeg het maar om de kool, je ne le dis que pour rire; hij verkoopt u kool, il se raille de vous; vgl. ook Sewel, 408: Het is maar om de kool, het is maar om te lachen; Langendijk, Wederz. Huwelijksbedrog, vs. 2122; Handelingen der Staten-Gen. 1913, p. 2568: Wat is het dan een kool die men verkoopt; Nkr. III, 4 Febr. p. 6: Of ze onzen secretaris Van Erkel of Kolthek doopen, 't zijn geniale lui in het kool verkoopen. Hiernaast komt in de 17de eeuw voor een wkw. kolen, gekscheren, dat wordt aangetroffen in de Klucht v.d. Pasquil-maecker. 15: 'k Mach onder 't lachen en kolen altemets wel een duveltje mengenGa naar voetnoot2), waarmede wellicht te vergelijken is het hd. kohlen, viel durcheinander sprechen ohne Absicht und ZusammenhangGa naar voetnoot3), en het oostfri. kôlen, dummes Zeug machen oder schwatsen, faseln (Ten Doornk. Koolm. II, 321), dat aldaar naast kôl maken of proten bekend is, hetzelfde als in de studententaal Kohl machen, unnütze Weitläufigkeiten im Vortrag machen. Hoe kool deze beteekenis gekregen heeft, is niet met zekerheid te zeggen. Het is mogelijk, dat we moeten uitgaan van kool in den zin van iets van weinig waarde, waaruit zich de bet. onzin, gekheid kan hebben ontwikkeld (vgl. no. 88; 1017), eene meening, die gesteund wordt door de in de Rijnprovincie gebruikelijke zegswijze 't is kappes (kabuiskool), het is onzin, en het eng. it is all gammon and spinach, eig. gerookte ham en | |
[pagina 493]
| |
spinazieGa naar voetnoot1). J. Meier, Hallische Studentensprache, 12 denkt aan het Hebreeuwsche kol, stem, geluid, dat in de dieventaal ook list, bedrog beteekent. Vandaar in het hd. kohl reiszen, liegen; kohl machen, voorliegen; kohlen, liegen; ankohlen, beliegen; seinen kohl mit einem haben, den spot met iemand drijven; sich ver kohlen lassen, zich laten beetnemen. Zie ook Stumme, Ueber die deutsche Gaunersprache, 14; Kluge, Rotwelsch, 431: Kohl machen, unnötige Worte machen. |
|