1216. 't Is altijd koekoek één zang,
d.w.z. het is altijd hetzelfde; het zijn altijd dezelfde praatjes. Bekend is dat de koekoek nooit iets anders roept dan zijn eigen naam; vandaar reeds bij Servilius, 269*: ghi singet al eenen sanck, ghi slacht den coeckoek; bij Campen, 107: hy slacht den Kuyckuyck, hi singt al eenen sanck. Zie Suringar, Erasmus, CCVIII; Vondel, Leeuwendalers, 428: Zoo schept de koeckoeck lust in zijnen ouden zangk; Bebel no. 534; Tuinman II, 90: Hy slagt den koekkoek, hy zingt al den ouden zang; Harreb. I, 427; Schuermans, 272; Joos, 88; Waasch Idiot. 360 a.