Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden
(1923-1925)–F.A. Stoett– Auteursrecht onbekend1176. In de klem raken (of zitten),Ga naar eind1176d.w.z. in beklemming, vast raken, -zitten; in de benauwdheid, in de verlegenheid, in de konkels, in de knel, in de knijp zitten; zie Tuinman I, 189 en Sewel, 395: In de klem zyn, gevangen zyn; in verlegenheid zyn, to be at a pinch. Syn. is de uitdr. hij staat in de schroef, in de prang, il est en presse ou en peine (Halma, 576); in de knijp zitten (o.a. B.B. 405; Nkr. VI, 5 Oct. p. 4); Twentsch: in de kniepe zitten; Transvaalsch: in di knyp raak (Onze Volkstaal III, 139); het Friesche: yn 'e knipe, 'e beklimminge of yn 'e biklem reitsje, sitte; yn 'e beknipinge sitte; gron. in de kniepert zitten (Molema, 210 en 534); hd. in der Klemme sitzen; nd. in de knip sitten (Borchardt, no. 672; Reuter, 58 b); eng. to be in a pinch; ook is nog te vergelijken in den piepzak zitten en in de penurie (fr. pénurie) zitten (vgl. hd. penur, geldgebrek); in de prame zitten (Gallée, 34 b); in de knip zitten (Boerekrakeel, 105); in de dralte zitten (Boekenoogen, 1304); in de nartel zitten (ald. 657); in de beerenbijtGa naar voetnoot2) zitten; in de laberenten (labyrinth) zitten (Schuerm. 322 a); in zene stinkert (= gat) zitte (MaastrichtGa naar voetnoot3)); fri. in 't labyrint sitte; in 't achtergat zitten (Schuerm. Bijv. 4 b); in de mat zijn (Winschooten, 154); in de praam, in de prang zitten (Schuerm. 504 a); in den biesbauw zijn (Boekenoogen, 63); in benut, in bernis zitten (De Bo, 108); in de krot zitten (Antw. Idiot. 721); in de neep zitten (17de eeuw); enz. |
|